Quantcast
Channel: Vlindernatasja
Viewing all articles
Browse latest Browse all 28

Ik hoef volgend jaar niks te leren, ik weet alles al.

$
0
0
“Ik hoef volgend jaar niks te leren, ik weet alles al.”, roept Zoon.

Hij slingert het de ruimte in. Hij lacht er een beetje baldadig bij, 

terwijl hij onrustig heen en weer wiebelt op zijn stoel…….
Het is vrijdagmiddag. Wenmiddag, na schooltijd. Met zijn klas, speciaal onderwijs. Cluster 4. Een paar dagen van tevoren is hij al gespannen. Hij gaat niet graag naar school. Op school raakt hij snel overprikkeld. Eigenlijk wil hij alleen maar naar huis. Hij wil niet overprikkeld raken. Maar het gebeurt als vanzelf. De juffen doen heel erg hun best om hem te helpen. En toch gebeurt het. Als Zoon overprikkeld is kan hij zichzelf niet meer reguleren. Het enige dat helpt is hem uit de situatie te halen en tot rust laten komen. Sinds een tijdje lukt het hem een beetje om het aan te voelen komen. En om te zeggen dat hij overprikkeld is. Dat is een grote stap.
We fietsen samen naar de andere locatie. Voor de wenmiddag. De wenmiddag duurt een half uur. Zoon zit voor op de tandem. Alles aan hem beweegt. Hij heeft het warm. Zijn haar is een beetje nat, van de transpiratie. Ik moet flink bijsturen, we zwabberen over het fietspad. Af en toe laat hij zijn stuur los. Onderweg in het park stoppen we even. Een beetje water drinken. Nog even herhalen wat we gaan doen. En dat het goed komt. Dan fietsen we weer verder.
Bij de locatie zien we andere kinderen, ook de kinderen van zijn klas. Zoon gaat naar ze toe. Midden op het plein. Ik zie hem zijn best doen. Hij lacht naar zijn vriendjes en vriendinnetjes. Net een beetje te hard, te gemaakt, te luidruchtig. Ondertussen houdt hij de deur van de school goed in de gaten. Als die open gaat vliegt hij naar de deur. Als eerste is hij binnen. We moeten naar het lokaal gelijk links. Daar staat de juf. En de meester. Zoon geeft ze een hand. We gaan zitten, net als de anderen. Ik zie zijn ogen door de ruimte schieten. Ik weet dat hij in een paar seconden alles heeft gezien, elk detail, elk voorwerp. Ik zie de overprikkeling komen. Eigenlijk was die er al. Een paar dagen van tevoren, die ochtend, onderweg op de fiets. Door de nieuwe situatie en de spanning komt hij er niet uit. Het is een gegeven.
OK, denk ik bij mezelf, de overprikkeling is er. Het is zaak zo goed mogelijk dit half uur door te komen. Zoon is niet de enige die overprikkeld is. Enkele andere jongens zijn ook onrustig. Ze roepen door de klas. Ze lachen. Zoon ook. Andere kinderen zijn heel stil. Ieder reageert op een eigen manier op de nieuwe situatie.
De juf en de meester zijn het wel gewend, doorgewinterde cluster 4 leerkrachten. Ze gaan er goed mee om. Al met al is het een leuk half uur, met een fijne sfeer.
Dan vraagt de juf of iemand nog een vraag heeft. Er worden leuke vragen gesteld. Een klasgenootje wil graag iets over zijn hobby vertellen. De juf reageert dat ze na de vakantie er graag alles over wil horen. Het kind kijkt blij. Hij vertelt graag over zijn hobby.
Dan steekt Zoon zijn vinger op: “Ik hoef volgend jaar niks te leren, ik weet alles al.”
Pats! Daar gaan we. Zoon zet zijn muur neer. Overprikkeld, angstig, zichzelf niet meer in de hand en wat doe je dan? Zoon werpt de muur op. De hele toon voor het nieuwe schooljaar heeft hij al neergezet. In die ene zin. De juf gaat er luchtig mee om. Ze doet het heel goed. Maar Zoon heeft nog een vraag: “Krijgen we volgend jaar ook strafwerk?” “Ja.”, zegt de juf. Met een lach zegt ze dat ze heel creatief omgaat met strafwerk. Een klasgenootje reageert hierop door te vragen of ze dan gaan strafwerkknutselen, een heerlijke letterlijke interpretatie van de uitleg van de juf.
Ik zie Zoon zitten. Overprikkeld. Onrustig. Hij denkt snel. De muur is al door hem opgeworpen. Hij heeft zichzelf neergezet: onbereikbaar. En het nieuwe schooljaar moet nog beginnen.
Als we naar de fiets lopen, is hij onrustig. Hij struikelt over zijn benen. Hij wordt boos. Thuisgekomen is hij moe. De rest  van de middag ligt hij op de bank. Onder zijn dekentje. Ik laat hem met rust. Ik wacht rustig tot HET komt. En HET komt. Als hij in bed ligt. “Ik ga nooit meer naar school. Ik ben bang. Ik wil niet. Ik durf niet.” Hij huilt. Hij kruipt weg onder zijn dekbed. Hij klampt zich aan me vast. Een grote jongen. 10 jaar. In paniek.
Ik troost hem. Ik zeg dat het goed komt. Ik zeg dat ik hem ga helpen. En dat is het voor dat moment. Eerst slapen, tot rust komen.
De volgende dag, als hij rustig is, bespreek ik het met hem na. Niet met teveel woorden. Hij praat er niet graag over. Ik moet mijn woorden precies goed kiezen. Om te zorgen dat hij niet afhaakt voordat ik mijn punt heb gebracht.
Ik vertel hem wat er gisteren gebeurde. En dat hij zo niet de indruk van zichzelf heeft achtergelaten die hij wilde. En dat het nodig is om dit wel te leren. Dat is moeilijk, maar we gaan het wel doen. Zoon begrijpt het. En nu? Ik zie zijn vragende ogen. Ik zie zijn verdriet. Ik zeg hem dat ik er over nadenk. En als ik het weet vertel ik het. Zo is het goed.
In de nieuwe schoolweek leg ik de situatie voor aan zijn huidige juffen. Zij kennen Zoon. En aan de intern begeleider. Hoe gaan we zorgen dat het geen zes weken ellende wordt door dit voorval? We mogen op maandagochtend, ruim een week later, voor schooltijd opnieuw naar de nieuwe klas. Dat doen we. Het is mooi weer. In het zonnetje fietsen we naar de locatie. Rustig loopt Zoon mee. In de klas gaat hij vlakbij me staan. De juf is er. En de andere meester, de klassenassistent. Juf vertelt aan Zoon dat ze had begrepen dat het de eerste keer niet zo goed was gegaan. En dat ze het fijn vindt dat Zoon nog een keer langskomt. Zoon knikt verlegen. Ze vertelt dat ze deze week gaat praten met zijn juffen van dit jaar. En dat die precies gaan vertellen wat Zoon nodig heeft om zich fijn te voelen. En als hij dan na de vakantie komt, dan is dat allemaal heel goed geregeld. Zoon kijkt opgelucht. Juf eindigt het gesprekje met dat hij lekker van de vakantie gaat genieten en zich geen zorgen hoeft te maken. Blij gaan we naar buiten. We lopen naar de tandem. Nu struikelt Zoon niet. Nu wordt hij niet boos. Nu is zijn lijf rustig. Ik breng hem naar zijn school. Stoer loopt hij alleen naar binnen, mijn grote, lieve Zoon………………..
Maak van een mug een vlinder, elke dag weer.


Viewing all articles
Browse latest Browse all 28