“Ik wil hier wel blijven wonen, dus we moeten even thuis de katten halen.”, zucht Zoon de laatste ochtend.
Ik hoor het pas de avond ervoor. Dat het gelukt is. Er is een plekje voor ons. We gaan naar Noordwijk, naar de Baak en HoriSon Zomerweek 2013! Een bijzondere week: “Een aantal dagen van ontspanning met herkenning, erkenning en vooral veel plezier voor gezinnen van wie één of meerdere kinderen een stoornis hebben in het autistisch spectrum.”, staat er in het programmaboekje. “Het is een droom.”
En dat is het. We zijn er al eens geweest, drie jaar geleden. Wat hebben we toen genoten. En nu mogen we weer. Een droom die uitkomt dat we dit een tweede keer mogen beleven.
In een stroomversnelling pakken we de volgende ochtend onze spullen in. En vinden we een poezenoppas. We worden spontaan door dierbaren naar Noordwijk gebracht. Alle puzzelstukjes vallen op de juiste plaats. Alles zit mee. Wat een droom!
Die middag liggen Zoon en Zus al in de zee. We hebben ontmoetingen. Met ouders, met kinderen, met spelers van Stichting HoriSon, die met een gezin zijn meegekomen om de ouders te ondersteunen, met de vrijwilligers van de Baak en Stichting HoriSon, met Anneke Groot.
Tijdens het diner zijn we voor het eerst allemaal bij elkaar, in de eetzaal. Een bonte verzameling van ouders en kinderen. Grote kinderen, kleine kinderen, witte kinderen, gekleurde kinderen, normaal- tot hoogbegaafde kinderen, verstandelijk gehandicapte kinderen, kinderen met een lichte lichamelijke handicap. En een hond, een autismehulphond, die met een gezin is meegekomen. Eén ding hebben alle kinderen gemeenschappelijk. Allen hebben een stoornis in het autistisch spectrum, of zijn een brus. Zoon zit aan een hoekje van de tafel. Ik zit ernaast. Hij zit niet graag naast vreemden. Hij heeft een grote koptelefoon meegenomen en op zijn hoofd gezet, aangesloten aan zijn MP3speler. Voor het geval er veel geluiden zijn. Niemand kijkt er van op. Het maakt allemaal niet uit. Het geeft niet als er een kind heel kwaad wordt, of steeds van tafel loopt.
In de avond ga ik naar de bijeenkomst voor de moeders. We zitten in een grote kring. Verwachtingsvol. “Wat zijn jullie een fantastische zorgmoeders.”, horen we van Anneke van Stichting HoriSon. “En wat werken jullie hard. Altijd. En wat doen jullie je best. En dan ziet het er soms nog niet uit.” We lachen. Bevrijdend. Het uur vliegt om. Prachtig, verschrikkelijk, verdrietig wat de moeders vertellen tijdens het rondje. Een traan als een moeder volschiet. Mee lachen als het grappig is. Glimlachen als het herkenbaar is. Anneke leest een mooie tekst voor. We luisteren ernaar. Als laatste een spel. Je mag naar behoefte opstaan en zeggen: “Ik denk dat ik de enige moeder ben die……………..” Vul maar in. Heeft een andere moeder het ook, dan staat ze op.
“Ik denk dat ik de enige moeder ben die een kind heeft dat nog steeds niet zindelijk is.”
“Ik denk dat ik de enige moeder ben die een kind heeft dat keihard met zijn hoofd tegen de muur bonkt tot het bloedt, als hij kwaad is.”
“Ik denk dat ik de enige moeder ben die een kind heeft dat antipsychotica slikt.”
“Ik denk dat ik de enige moeder ben die een kind heeft die mij de allerliefste vindt.”
“Ik denk dat ik de enige moeder ben die denkt dat het haar schuld is.”
“Ik denk dat ik de enige moeder ben met een kind dat geen vriendjes heeft.”
En steeds staan er moeders op. Soms een paar, soms heel veel, soms allemaal. Allemaal, als een moeder zegt dat ze denkt dat ze de enige moeder is van een kind dat op school in elkaar geslagen is door andere kinderen. Iedereen staat op. Uit solidariteit. Voor deze moeder die breekt als ze haar zin uitspreekt. En ook dat is goed. Hoe bevrijdend is dat! Hoe heerlijk. Hoe fijn is het gevoel van herkenning en erkenning. Je bent niet alleen. Een lach en een traan, soms zelfs tegelijk. Wat goed. En we mogen nog drie dagen. We gaan uiteen met de boodschap dat onze kinderen hier geheel zichzelf mogen zijn. Dat we even niet krampachtig ons best hoeven te doen. Ons niet hoeven groothouden. Loslaten.
Ik loop naar de eetzaal. Daar is Zoon. Hij is in de snoezelkamer geweest, met een vrijwilligster. En hij heeft gedamd. En gewonnen. “Wel een beetje vals gespeeld.”, lacht hij. En dan het mooiste. “Ik moet mijn tekeningen nog even halen.” En hij rent naar de speelkamer. Ik krijg iets te zien wat ik in geen jaren gezien heb. Gekleurde kindertekeningen! De vrijwilligster heeft iets getekend en Zoon de andere helft. Ontroering bij mij. Dit is iets groots. Ik denk aan de stapels en stapels angstaanjagende zwart witte legerachtige tekeningen met steeds dezelfde elementen erin die thuis liggen. En nu deze. Blij. Vrolijk.
De dagen vliegen om. We spelen, we maken muziek, we zwemmen in de zee, we eten heerlijk, we slapen goed, we dansen tijdens de feestavond. Ik maak een strandwandeling met Zus, mijn dochter. Samen. Terwijl Zoon slaapt. En een vrijwilligster op hem past in de hotelkamer. Wat speciaal om samen met mijn dochter naar de zonsondergang te kijken, met onze voeten in de zee te lopen en een ijsje te eten. Dat blije gezichtje van haar te zien. Wat heerlijk dat er ook aandacht is voor de brussen. We voelen het. Dat het bijzonder is.
Zo genieten alle gezinnen. Zo zijn alle kinderen prachtig. In hun eigenheid. En gaat alles ontspannen. Niet meer zo je best doen. Het geeft niet als het niet lukt. Het geeft niet als het er niet uitziet.
En het ziet er soms niet uit. Er staat een vader in de zee. Aan zijn lichaamshouding te zien denk ik dat hij niet graag in de zee staat. Hij is heel geconcentreerd. Hij kijkt. Naar één punt. De plek waar zijn zoon in de zee speelt. En steeds te ver gaat, van de kust af. Steeds weer begeleidt de vader zijn zoon terug. Naar het ondiepe gedeelte. Steeds spartelt de jongen. Steeds slaat de jongen om zich heen. Steeds krijgt de vader een klap. En steeds blijft de vader kalm. Ongetwijfeld wil hij zijn zoon de ervaring van de zee voelen niet ontnemen. En dat keer op keer achter elkaar. Het ziet er niet uit. De vader die spartelt in zee met zijn zoon. Als je het niet weet, zou je de vader veroordelen. Omdat hij hard zijn zoon beetpakt. Terwijl deze vader hier iets prachtigs staat te doen, voor zijn kind, met autisme en een verstandelijke handicap.
Er ontstaat iets deze dagen. Door de kinderen te laten zijn wie ze zijn ontstaat ontwikkeling. Veel kinderen laten gedrag zien of kunnen iets wat ze daarvoor nog niet konden. Door de veilige sfeer. Door de herkenning en erkenning. Een sfeer van verbondenheid.
En dat is de kracht van de Baak en HoriSon Zomerweek, vier dagen waarin je tot jezelf kunt komen, ouders en kinderen. Loslaten.
“Ik wil hier wel blijven wonen, dus we moeten even thuis de katten halen.”, zucht Zoon de laatste ochtend. Deze zin zegt alles. Zoon ziet een thuis. Hij wil het gevoel vasthouden. Het gevoel dat je jezelf mag zijn, gewoon autisme mag hebben. Hier hoef je niet te doen alsof, omdat een ander dat van je verwacht. En dat doet Zoon vaak. Dat kunnen kleine onbeduidende dingen zijn. Met een grote impact. Zoals elke week op de markt. Na de budoles. Als Zoon in zijn witte broek mee gaat naar de markt om zijn favoriete aardbeien te kopen. Of zijn favoriete kaas. En de marktkoopman zegt: “Zo, ben je naar judo geweest?” En Zoon dan knikt en daarna fluistert: ”Ik zeg maar niet dat ik op budo zit, want dat snapt hij toch niet.” Hoe verdrietig. De gedachte dat Zoon vindt dat hij dat beter maar niet kan vertellen. Omdat de maatschappij het niet snapt. Hij voelt het. En hij is pas 10.
We waaieren allemaal weer uit over het land. Naar onze eigen omgeving, ons eigen ritme. Met in ons hoofd een herinnering. Aan de zomerweek. Allemaal een beetje krachtiger. Met een uitdaging. Om onze kinderen te laten zijn wie ze zijn. Zich vanuit die eigenheid te laten ontwikkelen, met grote stappen. In veiligheid en liefde. Trots op jezelf. Trots op elkaar. Dat iedereen zichzelf mag zijn. Zo voelde ik het altijd al. En zo deed ik het ook. Met mijn kinderen. Soms aan het wankelen gebracht. Onzeker. Verdrietig. Door de botheid en onwetendheid van anderen. In de golven van het leven. Net als iedereen. Vallen en opstaan. En dan zijn vier van die prachtige dagen heerlijk, om los te laten en weer extra in je kracht te komen. Zo is het goed.
Maak van een mug een vlinder, elke dag weer.