We zitten in een zeepbel. Ineens. We zweven. We hoeven niet zoveel. Er is rust. Zoveel rust, dat Zoon zomaar in slaap valt tijdens zijn knipbeurt. “Slaap je?”, vraagt de kapper aan Zoon. Even gaan zijn ogen open. Hij glimlacht……..
Rust. Dat is wat Zoon krijgt. Hij heeft het nodig. Zoveel stress...... Zoveel overvraging...... Wat hebben we ons best gedaan. Iedereen. De school, de jeugdGGZ, wij. En vooral Zoon zelf. Het was niet genoeg. Er is teveel angst.
“Ik KAN niet naar school, want de Cito is IN de school. De Cito is gevaarlijk!” Arme Zoon. Zo bang. Zijn MCDD maakt van de Cito een monster. Een gevaarlijk IETS dat in het gebouw is. Nu kan Zoon er niet meer in. En hij hoeft het ook niet. Het is klaar. Zoon blijft thuis…….
We zijn in afwachting. Van de volgende stap. Zoon is er klaar voor. We hebben het samen besloten. Het is goed. Wat heeft de cluster4school hard gewerkt. Daar ligt het niet aan. Wat moet je als school als een leerling zó bang is? Als hij denkt dat er een gevaarlijk monster in de school is? Als hij de hele dag alleen maar zegt dat hij naar huis wil? Als hij van de angst niet meer kan werken? Als hij verward is? Handelingsverlegen. Ik wist niet eens dat het kon. Als je kind op het cluster4 komt, dan ben je wel op het eindstation, dacht ik altijd. Meer dan dat is er niet. Wat zegt dat over je kind, als het cluster4 handelingsverlegen is? Schrik. Waar moet hij dan heen? Wat is het volgende station?
Een volgend station is er altijd…… Toch? Maak van een mug een vlinder...... Zo was het toch? Ik schrijf het altijd. In mijn verhalen. Ik was de vlinder even kwijt. Bloggen kon niet. Een maand lang. Het was té dichtbij. Eerst zelf. Denken. Huilen. Voelen. Er dwars doorheen. Door je gevoel. En toen kwam daar de zeepbel. We zweven erin. We hebben onze hulptroepen. Dierbaren die er spontaan zijn als ik op sommige dagen moet werken. Zodat Zoon thuis kan blijven. Thuiswerken mocht ik ook een dag. Zo fijn. En het lukt. Zoon is aan het rusten. De grootste stressbron is weg. Hij huilde toen ik vertelde dat het even zo kan. Van opluchting. Hij slaapt lang. Hij speelt weer wat. Dat was lang geleden. Zijn hele lijf komt tot rust. Hij is zo moe, dat hij zelfs niet meedeed met de budoles vandaag. Maar hij ging wel. Op zijn fiets. En hij keek. Naar zijn vrienden. Hoe ze aan het sparren waren. Zijn leraar snapte het. Het was goed zoals het was. Zoon zat daar. Op een bankje aan de kant. Niemand vroeg waarom hij niet meedeed. En dat is de hele week al zo. Niemand vraagt iets. Het IS. Iedereen accepteert het. Een zeepbel. En het is heerlijk.
Ik voel het. Wat hebben we een reis gemaakt. We hebben het zwaar gehad. Het is vreselijk als je kind zo angstig is. In de war. Wat heeft Zoon het zwaar gehad. En wat is hij sterk! Want hij staat er nog. Mooi kind. Hij is hoopvol. Hij heeft zelfreflectie. Hij is gemotiveerd om iets aan zijn angsten te gaan doen. Afgelopen week moest hij ineens vreselijk overgeven. “Je stress komt eruit”, zei Zus tegen Zoon. Hoe liefdevol. Zus van Zoon zijn valt niet altijd mee. Daar zaten we. Midden in de nacht.
We blijven er nog even lekker in. In die zeepbel. Het mag. De vlinder zweeft mee. Soms vliegt ze even weg. Maar ze komt altijd terug. Ze is vast een stukje vooruit gevlogen naar het volgende station. Daar wacht ze op ons. Net als dat de school wacht. Zoon maakt een poosje een uitstapje. Naar de kinderkliniek van een academisch ziekenhuis. Overdag. Hoe lang weten we nog niet. Dat hij daarna weer terug naar zijn school mag, dat weten we wel. We hebben er vertrouwen in. Het is goed. Het is niemands schuld. Het is gewoon zoals het is.
Maak van een mug een vlinder, elke dag weer.
Maak van een mug een vlinder, elke dag weer.